Er zijn diverse soorten laselektroden en in het begin kan het lastig zijn om te bepalen welk type elektroden geschikt is voor welk doeleinde. In dit artikel gaan we voor alle lassers in het land in op drie typen laselektroden: basische, cellulose en rutiel laselektroden.
Toepassingen van basische laselektroden
Basische laselektroden zijn goed toe te passen bij grote openingen en eigenlijk zijn ze ideaal voor alle soorten naadvormen. Ook de laspositie maakt bij basische laselektroden weinig uit. Wat basische laselektroden anders dan de twee typen laselektroden hierna maakt, is de kerftaaiheid. Deze is bij basische laselektroden veel hoger dan bij cellulose of rutiel laselektroden.
Wanneer kiezen voor cellulose laselektroden
Cellulose laselektroden gebruik je voor de rondnaden bij pijpleidingen en je past hierbij het principe van neergaand lassen toe. Door deze pijpleidingen lopen meestal vloeistoffen en gassen en het gaat dan voornamelijk om leidingen die grotere afstanden overbruggen, zoals bijvoorbeeld van de ene naar de andere stad.
Ook neergaand lassen – maar dan verticaal – betreft het bij het lassen van de spanten en damwanden bij schepen.
Wanneer rutiel laselektroden gebruiken
Het unieke van rutiel laselektroden is dat ze toepasbaar zijn voor bijna elk lasapparaat. Ook de laspositie maakt bij rutiel laselektroden weinig uit. Het is over het algemeen een handig type laselektroden waarmee de meeste lassers goed uit de voeten kunnen.
Wel is er onderscheid in drie soorten rutiel laselektroden te maken. Er zijn elektroden die traag, met middelmatige snelheid of snel stollen.
Snelstollend werkt het beste bij neergaand lassen, maar is ook geschikt voor andere lasposities. De stolling in middelmatig tempo past overal bij als het om de laspositie gaat en de elektroden die langzaam stollen zijn juist beter voor onder de hand lassen. Langzaam stollend is net niet handig voor verticaal neergaand lassen.
Kortom
Wanneer je overgaat tot laselektroden bestellen, moet je van tevoren goed analyseren wat je wilt gaan lassen en welke laspositie het betreft. Afhankelijk van het aan elkaar te lassen delen en de exposure van de lasnaad, wil je liever een fijner oppervlak of vormt een ruwere uitstraling geen probleem.
Verder let je op de specifieke locatie van het object en de omstandigheden waarin het zich bevindt. Sommige laselektroden kunnen minder goed tegen vochtige omgevingen dan andere.
Als laatste let je op je materiaal (leeftijd lasmachine en lastrafo) en de ervaring van je lasser. Niet alle laselektroden zijn even makkelijk in gebruik. De ervaren lasser zal je er met voorbeelden in geuren en kleuren over kunnen vertellen.